Door Paul Trossèl

Vanuit het verpleeghuis waar ik woon, volg ik de discussie over misstanden rond de ontgroeningen van verschillende studentenverenigingen met enige frustratie. Het raakt mij, dat de studentenverenigingen vrijwel alleen op deze negatieve manier in het nieuws komen. Zelf heb ik een totaal andere ervaring. Zonder mijn jaarclub had ik misschien niet meer willen leven.

Sinds mijn 36e leef ik als een gevangene van mijn eigen lichaam. Ik was jong, sportief en gezond, toen ik op een zondagmorgen – zittend op de bank met mijn zoontje van 2 – een hersenstaminfarct kreeg. Ik ontwaakte zes weken later en kon alleen nog met mijn ogen knipperen. Zelfs praten lukt tot op de dag van vandaag niet meer (de officiële naam: ik heb het locked-in syndroom). Mijn vrouw beviel in haar eentje van ons tweede kind, terwijl ik naar een Duitse revalidatiekliniek vertrok in een (vergeefse) poging nog iets van lichaamsfuncties terug te krijgen. De eerste drie weken was er geen verpleging voor mij geregeld, en dat was een ramp want ik kon helemaal niets zelf. Niet drinken, niet slikken. Niet praten, niet naar het toilet. Niks.

Zonder aarzelen schoten mijn jaarclubgenoten mij te hulp. Ze stelden een schema op en waren dag en nacht bij mij in Duitsland. Ze tilden me uit bed voor de therapie, trokken mijn benen recht als ze in de kramp schoten door de vreselijke buikkrampen, peuterden slijm uit mijn tracheostoma om mijn ademhaling te verlichten en verschoonden zelfs mijn luiers – die afschuwelijk stonken door mijn totaal verstoorde spijsvertering. En tussendoor slaagden ze er zelfs in om me af en toe aan het lachen te krijgen. Achteraf hoorde ik dat ze zelfs een plan hadden voor als ik niet meer zou willen leven en euthanasie niet mogelijk was – zelfs daarmee zouden ze me hebben geholpen. In die eerste weken van grote wanhoop is gebleken hoe onvoorwaardelijk en sterk onze band is. Juist omdat we samen een stevige ontgroening bij het Wageningse studentencorps Ceres hebben doorstaan, is een vriendschap gegroeid die sterker is dan ik ooit had durven dromen. Zonder mijn jaarclubgenoten had ik het nooit gered. Ook nu nog – negen jaar na dat kloteinfarct – laten ze me niet vallen. En dat is echt bijzonder, want mijn vrienden hebben allemaal goede banen en drukke gezinnen; ze maken tijd voor mij omdat we nog steeds echt iets moois delen. Ik ben ervan overtuigd dat onze tijd bij Ceres hier de basis voor heeft gelegd.

In Oogwenk komt ook onze ontgroening aan bod. Wie wil weten wat er nou precies zo fantastisch was aan die slopende weken, moet het echt eens lezen.